De behoeftepiramide van Maslow is niets nieuws. De piramide stamt uit 1943. De onderste twee lagen betreffen persoonlijke overlevingsmotieven. De twee lagen daarboven sociale motieven en on top het groeimotief. Sinds mijn groeimotief de liefde is, laat de piramide mij niet meer los. En dat is nogal wat. Tijdens de marketinglessen was ik namelijk helemaal niet onder de indruk van het ding. Nu is het de derde laag die mij bezighoudt. Nota bene de middelste laag en daarmee de verbindende factor tussen de behoeften. En zoals ook in het leven: het is de liefde die verbindt.
Liefde op de werkvloer
Ik heb meermaals bij organisaties gewerkt waar epistels over relaties op de werkvloer deel uitmaakten van de introductieperiode. Zelden (lees: nooit) ben ik een organisatie tegengekomen die liefde koestert, toejuicht of stimuleert. Liefde lijkt op de werkvloer niet thuis te horen. Organisaties halen gespecialiseerde bedrijven binnen om toe te zien op voeding. Kantines worden volgeladen met superfoods, fruitmanden geplaatst in de koffiecorners en het liefste staat een gratis voedingsconsultant (die je vertelt dat een slaapje op de werkplek geen kwaad kan) je met tal van onpraktische tips terzijde. Is daarmee de fysiologische behoefte ingevuld, zorgen mooie salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden dat het ook met ons bestaansrecht wel goed zit. Dan volgt laag 3 van Maslow. De fase van sociaal contact, van vriendschap en liefde. Eens! Eén keer per jaar trekken we er en masse op uit. Het verplichte bedrijfsuitje een feit om vervolgens snel te vluchten naar de comfortzone: de vierde laag. Want wanneer het aankomt op zelfvertrouwen, erkenning en respect zijn organisaties nu eenmaal helemaal het mannetje. Maar hoe wankel is het zelfvertrouwen als de laag eronder geen stevig fundament biedt? Wanneer we als in een quicky slechts eenmaal per jaar toekomen aan het element dat mensen het meeste verbindt: de liefde. Dan is alle aandacht die we zo graag stoppen in zelfontplooiing toch ook verspilde moeite?
Ook Plato noemt liefde een urge
Mijn geloof dat het tijd is dat organisaties invulling geven aan de meest centrale laag, wordt door Plato onderstreept. Wetenschappelijk expert in de liefde Dr. Helen Fisher haalt hem aan in haar TED-talk over de Brain in love. Op 8:30 minuut citeert zij Plato: ‘The God of love lives in a state of need.’ Fisher noemt deze ‘need’ vervolgens ‘an urge like hunger en thirst’. Ik deel die overtuiging met haar en wederom verbaas ik me waarom liefde in ons dagelijks leven, behalve in liefdesfilms, op bruiloften, op datingsites en bij luddevede, zo’n ondergeschoven onderwerp is. We hangen aan iemands lippen als die vertelt over vlinders en een eerste zoen. We krijgen tranen in onze ogen als iemand verhaalt over 25 jaar geluk, maar in organisaties zien we liefde maar zelden terug.
Houden van je werk
Liefde tussen het bedrijf en mensen is er vaak. Alleen is het dikwijls de ondernemer die het als enige uit. Op zich waarschijnlijk logisch. Bedrijf en ondernemer zijn grotendeels één, ook in de portemonnee. Toch zullen veel werknemers ook van het bedrijf houden. Al zullen ze mogelijk zeggen dat ze van het werk houden en niet zozeer van het bedrijf. De onderneming is echter een deel van het werk.
Een blauwtje lopen op het werk
Een vriendinnetje van mijn dochter wil met hem zoenen. Hij wil het ook, dat kan ik zo wel zien. Maar hij durft niet. Zij ziet dat niet. Ze denkt dat ze een blauwtje loopt. Ze worden er allebei niet zelfverzekerder door. Waarom laten organisaties hun werknemers dan een blauwtje lopen? Hoe spannend kan het zijn als we liefde, de verbindende laag in de behoeftepiramide, net als beloning en erkenning, in organisaties een plaats geven. Welk resultaat kan dat brengen?



