Ik moet mijn spullen voor je dochter verstoppen. En nu verstop je mij zelfs voor jouw dochter. Niets is meer veilig. Mijn spullen niet, mijn plek niet, jouw woorden niet.
Jouw woorden leeg. Wat je zegt is niet in lijn met wat je doet. Het maakt dat ik het niet meer weet. Jij zegt het nu ook te zien. Dat je zeggen en doen niet stroken. Dat jij je niet herkent in de dingen die je doet: “Die dingen die ben ik niet, maar ik doe ze wel.” Er volgt iets over iemand anders zijn dan dat je wilt zijn. Je wilt je niet langer verstoppen. Daarom heb je contact opgenomen met iemand om erover te praten, zeg je.
Nu wilde ik eigenlijk ook met die persoon contact opnemen. Om mijn hart te helen. Ik heb het immers zelf zo ver laten komen. Ligt de oplossing dus bij mij. Daar kan ik wel wat hulp bij gebruiken. Maar jij was me voor en dat was ook ok. Zo gaan die dingen. Zoals er wel meer dingen gaan. Zo ook het toeval dat die persoon mij contacteerde.
Ik vertelde hem in twee halve zinnen hoe het met mij gaat. Een beetje ook omdat ik vermoedde dat hij dus op de hoogte was door jou. Ik liet doorschemeren dat ik contact met hem had willen opnemen, maar dat me dat niet handig leek. Maar toen begreep ik dat jij hem helemaal niet hebt gecontacteerd. Op de hoogte was hij wel, maar niet door jou. Een voorbeeld van dat je niet alleen soms dingen zegt die je anders doet, maar dat je dus ook dingen zegt die je helemaal niet doet. En nu weet ik dus niet meer wanneer wat waar is en wanneer niet. En denk ik dat je dus wel met allemaal blondines en andersoortig vrouwvolk in bed ligt. Het voordeel? Dat ik dus wel met die man kan praten. Ik zie het maar positief. Positief dat jij iets hebt gezegd, maar niet hebt gedaan.
Maar eigenlijk wil ik helemaal niet met die man praten. Want ik wil dat wij praten. Dat we samen aan tafel zitten. En dat alles goed is. We een wijntje drinken. Er helemaal geen andere blonde, lange vrouwen zijn aan wie je denkt of mee in bed duikt. Dat je eigenlijk alleen met mij je bed wil delen, zoals al die jaren. Maar dan weet ik ook weer niet of dat waar is. Dat je echt al die jaren alleen maar met mij in bed wilde liggen. En dan word ik zo onzeker. En dan ook zo verdrietig. Want ik hou van jou.
En dan ben ik ook jaloers. Jaloers op die vrouwen. Op die blonde exemplaren met hun lange benen, zelfs al weet ik dat die benen nooit zo lang als de mijne zullen zijn, op het mijn-biologische-klok-tikt-geval met de helft van jouw schijnbare leeftijd, op dat getrouwde studiegenootje met wie je zo goed kunt praten, op die zogenaamde zakelijke relatie, het gescheiden vrouwencollectief met net een knoopje te ver open en al het andere vrouw-zijn waarmee je online flirt en zich tijdens jouw vele kroegnachten aandient. Om de aandacht die je ze geeft. Al is het maar om de dingen die je zegt, maar niet doet.
Jaloers omdat ik weet dat ze nooit zoveel van je kunnen houden als ik dat ik doe. Omdat ze dat dus minder doen, kun jij ze ook niet zo hard raken. Omdat je ze dan dus niet zo hard raakt, zeggen ze ook geen gemene dingen tegen je. Van die dingen die ze wel menen, maar dan dus niet zeggen. Daardoor denk jij dan dus dat het nu allemaal beter is. Dat die vrouwen leuker zijn dan ik. Dan vind je ze liever, geef je ze meer aandacht en meer cadeautjes. En dan doe je misschien ook iets vaker wat je zegt of je doet wat je van plan bent te doen, ook omdat je minder tegen ze zegt. Want ze hebben niet zoveel te zeggen als al die avonden die wij nog uren konden doorpraten. Maar daardoor denk jij dan dus dat die vrouwen meer van je houden en dan ga jij dus van ze houden. En dan zit ik dus alleen met mijn houden.
Terwijl ik dus eigenlijk wil dat je van mij houdt, doe je opeens al die dingen die je voor mij niet deed. Zoals dat je nooit het weekend voor acht uur ’s avonds kon beginnen. Toen het over was, schoof je het weekend daarna al om twee uur aan op een terrasje. Niet alleen ik zag hoe je naar mij keek en jouw wil om mij aan te raken. Ik dacht alleen maar: “Zo had het dus altijd kunnen zijn.” Altijd, zolang het weekend niet pas om acht uur begint. Dan had je dus net zoveel van mij kunnen houden als dat je denkt dat die andere vrouwen van jou houden. Dat dus. En dan had je me misschien ook wel meegenomen als je weer naar Amerika moest of was je eens niet in het weekend gevlogen. Want nu je al die blonde vrouwen met die lange benen hebt en je naar het buitenland gaat voor je werk, ben je opeens ook op tijd terug. En dan zijn die blonde vrouwen blij dat je er bent en niet pas ergens halverwege het weekend en dan is dus alles leuker en dan lijken zij ook leuker. En dan is het dus alleen voor mij niet leuk.
En als je dan besluit om afscheid te nemen van zo’n blond geval, dan stuur je ook niet zo’n gemene mail midden in de nacht. En als er dan niet steeds ruzie is, dan hoef je misschien die mail niet eens te sturen. Misschien kun je dan zelfs ook beter luisteren. Dan had je misschien een keer ook gedaan wat je zegt te doen. En dan was ik dus blij geweest en dan had ik jou ook blij kunnen maken. Want dat had ik zo graag willen doen. Want ik hou van je. Zoveel. Maar dat kun je nu niet weten. Ook omdat je met die vrouwen omgaat. Je denkt dat het echte liefde is en dus weet je het niet meer als dat het echt is. Dan weet je dus eigenlijk niets meer. Ook niet wat wij hadden.
Ons hebben is geworden tot een hadden. Men gelooft het niet. Vond ons een droompaar. Een voorbeeld van de liefde. Men hangt aan mijn lippen als ik over ons verhaal. Misschien is dat maar goed. Dat ongeloof en daarmee het geloof in echte liefde. Zoals die blonde vrouwen met die lange benen denken dat het liefde is. Dat ze denken dat ze echt van je houden. En dat gun ik je zo. Want je bent om van te houden. Ik had je graag gehouden. Want ik hou van je.



