Liefde,
Ik las vandaag een interview met Jan Drost. Ik heb je weleens over hem verteld. Hij is liefdesfilosoof. Ik benijd zijn kennis. Daarbij is hij ook nog eens een vaardig spreker. Ik las een interview met hem naar aanleiding van zijn meest recente boek. Een boek over liefdesverdriet. In het interview vingen zijn gedachten over romantiek versus liefde mij. Het zette me aan het denken.
De veelvuldige liefdesbrieven die we elkaar schreven, koester ik in mijn hart. We deelden onszelf, onze fantasie en onze verwachtingen nog voor we elkaar ontmoetten. We ervoeren het, zo deelden we in een van de vele brieven, als een verfrissing na alle nachtelijk encounters in naar bier stinkende kroegen en het dertien in een dozijn WhatsApp geflirt en vluchtige Facebook liken. In die brieven schreven we elkaar romantisch groot. Wat liet jij veel van jezelf zien, wat ontdekte ik veel over mezelf.
Op onze brieven volgde een eerste ‘joehoe’. Een ‘joehoe’ waarop jij, zo vertelde je, verliefd werd. Een half uur later lachte ik om je eerste grapje. Het bevestigde wat de ‘joehoe’ had losgemaakt. Nog geen uur later had jij jouw eerste berisping te pakken. Zo startten wij ons leven samen. Het vliegen door de dagen. Een vlucht waarbij jij mij met bloemen, champagne en chocola liet voelen dat je me hoorde. Het maakte dat ik samen met jou wilde vliegen. De vleugels van romantiek naar liefde.
Waar Jan Drost liefde in de romantische opvatting een soloproject noemt dat enkel draait om jezelf, je fantasie, je verwachtingen en een willige figurant die daar inpast, gaat het bij liefde om ontmoeting en relatie. Onze liefdesbrieven als stevig fundament. Een fundament gebouwd op het ontdekken van de ander, het verdiepen en ons verwonderen. Het delen van zienswijze en het inleven in de ander om te begrijpen en doorgronden. Dat verplaatsen in de ander als wat men grote liefde noemt.
Toch zijn wij elkaar ergens in het begrijpen, verwonderen en doorgronden als grote liefde kwijtgeraakt. Ons afscheid staat haaks op wat wij deelden. Wij zijn niet sterker naar de toekomst toe. Dat doet verdriet. Verdriet om hetgeen dat ik dacht dat wij waren. Verdriet als gemis. Een missen van iets waarop ik vertrouwde. Een vertrouwen waarmee ik me vaak nog zo verbonden voel.
Jan Drost stelt dat wie liefheeft, hoopt en dat wie niet meer hoopt, niet meer liefheeft. Misschien kan ik het vergelijken met de liefde die volgens jou overwint, tot je niet meer winnen wil. Hij gebruikt het als opmaat naar het verwerken van liefdesverdriet. Dat het een kwestie is van de hoop te laten gaan om los te laten en verder te gaan.
In het gaan, maakte ik twee rijtjes. Twee rijtjes van fijne dingen. Dat wat was met jou en dat wat ik in mijn eentje heb. Jouw kant bleef verrassend leeg. Toch stond er iets heel groots. De momenten met ons twee.
Groots is niet meer. Toch is het verdriet nog niet voorbij. Het verdriet dat wij niet samen hebben geleerd naar de toekomst toe. Misschien zit het in de wijze waarop het is gegaan. Die maakt dat de hoop op samen het moment beleven is vergaan. Misschien is het de hoop op die verloren hoop die mij het meeste raakt. De liefde verloren.
Verloren is mijn thuishaven. De thuishaven waar ik in mijn afhankelijke onafhankelijkheid op leunde. Afhankelijke onafhankelijkheid zoals jij die omschreef in jouw brieven aan mij. Afhankelijke onafhankelijkheid en onafhankelijke afhankelijkheid waarover we samen avonden filosofeerden. De afhankelijkheid die Jan Drost onvermijdelijk voor de liefde noemt. Ik mis de afhankelijkheid die de basis vormde van ons onafhankelijke zijn.
Het missen zal pas gaan, als het hopen mij verlaat. Pas dan is het voltooid.
Jouw mooi
Het artikel van liefdesfilosoof Jan Drost over durven afhankelijk te zijn in de liefde is terug te lezen via Blendle.



