De Liefde,
Wat heb je mij op de proef gesteld. Wat ben ik diep gegaan.
Zoals ik je ooit verwelkomde, heb ik je ook bij het gaan in jouw volledigheid omarmd. Ik was ontredderd, verbaasd en geraakt. Ik voelde me verloren, verraden en bedrogen. Ik overwoog om weg te lopen en nooit meer om te kijken. Om onder een steen te gaan zitten en er nooit meer onderuit te komen.
Vluchten of verstoppen werd vechten. Een vechten dat zich vertaalde in het omarmen. Een omarmen van mijn verdriet. Elke poging als een vermenigvuldiging van wat niet meer was. Het niet meer zijn van wat wij waren.
Ik haakte me vast in de pijn. Hoopte op ons twee. Een hoop op wat niet was. Een verloren hoop. Verloren in het geven. In een geven van dat wat ik niet ben. In dat geven was ik ons ontrouw. Ontrouw aan ons wij. Aan het wij van het verwonderen en blijvend doorgronden.
Een verwonderen en doorgronden bedekt door de mantel der liefde. Een mantel die verstilde. Verstilde door weg te kijken wanneer het moeilijk werd. Door toe te kijken als regels veranderde. Door niet aan te spreken als niet werd afgemaakt. Door te zwijgen en te mijden. Met de mantel der liefde heb ik mezelf aan de kant gezet.
Mijn ontrouw aan de waarheid, maakte me ontrouw aan ons. Ontrouw aan wie ik ben. Meer dan die ik heb ik niet. In het hervinden van mijn zijn, heb ik de mantel afgeschud. Met het afschudden verloor ik de hoop. Met dat verlies kwam ik terug bij mij.
Ik ben terug bij mij. Ik heb mezelf vergeven. In dat vergeven is groei ontstaan. Ik ben beloond met de vrijheid die ik nu ervaar. Beloond met een dieper begrip van de liefde en daarmee van het leven. Ik weet nu dat ik enkel kan zijn bij de gratie van wie ik ben.
Toen ik je ontmoette, was dat voor het leven. Maar wie zelf niet meer leeft, heeft niets meer te geven. Jij, mijn liefde, hebt mij dat inzicht gegeven. De liefde tot leven.
Leve de liefde,
Klien



