Lieve Kees, Piet en/of Jan,
Voor ik jou ontmoette, in de tijd dat ik niet wist of ik er klaar voor was je te herkennen, verwelkomen en omarmen, verwonderde ik me over het gezicht van mijn liefdesbrieven. Nu ik jou heb ontmoet, we elkaar hebben herkend en er bovenaan deze brief een naam prijkt (ook al houdt deze het midden tussen Kees, Piet en/of Jan), verwonder ik me over het gezicht van de liefde. Misschien ook verwonder ik me over mijzelf.
Verwonder ik me over wat ik was vergeten en over wat ik ontdek. Verwonder ik me over hoe eenvoudig de dingen lijken, ondertussen zo rijk. Je neemt me mee naar plekken waar ik veel te lang niet ben geweest. Je brengt me terug naar mijn innerlijke zijn. Je laat me ontdekken wie ik ben. Bovenal laat je het zijn zoals het is.
Ik leef het moment. Weet dat dit moment haar kracht ontleent aan gister. Ik voel de doorkijk naar morgen. Een gevoel dat me het vertrouwen geeft dat zelfs wanneer het allemaal even niet helder en wellicht onzeker lijkt, we het samen doorzien. Wat die morgen ook mag zijn.
Liefde laat zich niet vangen. De liefde heeft mij gevangen. En dat voelt vrij. Een gevoel dat ruimte biedt, een gloed van geluk. Dat geluk breng jij. Dat geluk ben jij. Mijn lichaam huppelt en verlangt naar jou. Jij bent mijn gezicht van de liefde. Jij bent liefde. Vandaag, gister en morgen.
Liefs,
X.



